Saeckenborgh -2
Kunstenaars Flevoland exposeert bij Saeckenborgh Expo.
Van 3 t/m 6 oktober.
Op vrijdag 4 oktober, 16.30 uur, is de feestelijke opening
Mira Ticheler, Charleton Mercelina, Jeltje van Houten en Jan Coenen.
Hein Walter opende de tentoonstelling met het voordragen van een politiek sprookje dat hij voor deze tentoonstelling schreef
Bij de opening van de tweede expo in Saeckenborgh, waarbij leden van Kunstenaars Flevoland exposeren, met kunstwerken van Jeltje, Mira, Charleton en Jan.
De ruimte tussen vorm en betekenis
Er was eens een land, niet ver hier vandaan, waar het zicht langzaam verdween. Er was licht genoeg en het landschap veranderde niet, maar de mensen in dat land werden langzaam maar zeker blind. Het wonderlijke was, dat niemand het in de gaten had. Het ging geleidelijk. Vroeger was het een vrolijk volk geweest, ondernemend, altijd zonnig en kleurrijk, maar de kleuren waren stilletjes aan het verdwijnen. Niemand die het merkte, maar de mensen waren somber geworden, alsof er een deken over het land lag die het plezier smoorde. Maar ze zagen het niet.
De ministers en bestuurders van dat land liepen in hun achteruitgang voorop en waren het meest blind van allemaal. Sommige mensen herinnerden zich vaag nog kleuren, rood bijvoorbeeld, en geel, maar de voor de meeste mensen hadden deze woorden geen betekenis meer. Ze mensen hadden daarentegen wel twintig woorden voor zwart en ze hadden honderden spreekwoorden met daarin het woord donker.
De mensen ervaarden hun wereld als schemergebied. Maar het was nog niet stikdonker! Het was nog niet te laat.
Op een nacht had de minister van toekomstzaken een bijzondere droom. Het leek zó echt, dat hij dacht dat hij wakker was.
Er stond opeens een silhouet voor zijn bed, een gestalte van een man. De minister schrok zo dat hij naar adem hapte.
‘Ik ben Lukas, patroonheilige van de kunst, zei de man’.
De minister, normaal gesproken een goede babbel, wist niks uit te brengen.
‘Ik neem je vannacht mee naar de vier windstreken van dit land. Daar waar het licht nog schijnt, daar waar ze nog waardering hebben voor schoonheid.’
En voordat dat de minister het wist, stond hij in een zonovergoten wereld. Hij kon zijn ogen niet geloven.
Dit is het Oosten, daar waar het leven begint. Hier weten de mensen hoe ze moeten spelen, hier zijn de mensen kleurrijk en gelukkig.
Jan is hier burgemeester.
De minister keek verbaasd. Hij had nog nooit van burgemeester Jan gehoord.
Lukas lette niet op de reactie van de minister en sprak verder.
Hier zijn de mensen altijd nieuwsgierig. Ze houden ervan om alles te ontdekken en ze stellen graag vragen over van alles.
De minister realiseerde zich dat hij nooit vragen stelde. Ja, de mensen kwamen hem geld vragen! En dan wist hij wel het goede antwoord. Nee. Hij glunderde een beetje toen hij daaraan dacht.
‘Deze wereld is nu nog zoals je hem ziet’, ging Lukas verder, ‘maar het duurt niet lang meer voordat ook hier het donker gaat heersen.
Kijk goed naar de vorm van de figuren die je hier ziet, naar de bewegingen die de mensen hier maken, naar de kleuren en het plezier dat ze beleven’.
‘Het is geweldig’, mompelde de minister, en hij keek zijn ogen uit, ‘hier zou ik best willen wonen. Hier zou ik mijn kinderen willen laten opgroeien, wat een ruimte…’
De minister wilde lachen en meedoen, maar voordat hij het wist was hij terug in zijn donkere kamer.
‘Doe het licht aan’, schreeuwde hij, ‘ik zie niks’.
Lukas stond naast hem en wachtte geduldig totdat de minister aan de schemer was gewend.
Die had echter geen tijd om te herstellen, want net zo onverwacht als de eerste keer, stond hij opeens in een andere wereld.
‘Dit is het zuiden van het land’, sprak Lukas.
‘Hier is Charleton burgemeester’.
De minister keek naar een wijde wereld vol lijnen en glooiingen, vol sierlijke en welgevormde mensen. Alles straalde.
‘Dit de wereld van de volwassenheid en van de natuur’, ging Lukas verder. ‘Hier geven de mensen betekenis aan hun leven. Ze geven vorm aan liefde en compassie. Ze floreren en genieten van elkaar. Ze helpen elkaar en weten van nature wat vertrouwen is’.
De minister kende de woorden wel die hij hoorde, vertrouwen, compassie en genieten, maar nu hij realiseerde zich dat hij ze nu pas zag wat ze kunnen betekenen. Bij het zien van de volheid van het bestaan, zag hij het verschil met het leven dat hij kende.
Hij zag tussen prachtige bloemen een vrouw die zich daartussen zo gracieus bewoog, dat hij niet anders wilde dan haar eindeloos aanstaren, maar dat duurde maar kort, want hij was weer terug in zijn donkere kamer.
‘Nee, wacht, breng me terug’, jammerde hij, ‘want ik ben veel liever daar dan hier’.
Maar Lukas gaf hem geen tijd en bracht hem naar het westen.
Ze stonden plots in een landschap vol groen en blauw. De minister zag stromend water en voelde een briesje op zijn gezicht. Het licht was een weldaad voor zijn ogen.
‘Dit is het land waar Mira burgemeester is’, sprak Lukas. ‘Dit is de plek waar mensen de ruimte krijgen om te zijn wie ze zijn. Alle emoties krijgen hier een plek. Hier kunnen ze groeien en helen, dit is waar de ziel op adem kan komen, waar mensen leren kijken naar zichzelf’.
‘Moet ik leren kijken naar mezelf’, vroeg hij aan Lukas, ‘is dat wat je me wil laten zien?’
Lukas antwoordde: ‘om jezelf te zien is het van belang dat je de ogen opent. Met dichte ogen zie je niks. Niet jezelf en niet de ander’.
De minister voelde zich plotseling verdrietig. Het overviel hem. Hij voelde zich zacht. Een gevoel dat hij niet eerder zo had gevoeld. Hij was minister geworden omdat hij zo goed was in hardheid, om zijn kille besluiten.
Even dacht hij aan de sfeer in de ministerraad, hoe ze daar als blinden langs de tafels liepen en waar eigenlijk nooit meer gelachen of gehuild werd. Wanneer was dat eigenlijk verdwenen?
Met een ruk werd hij uit zijn gedachten getrokken, want daar stond hij alweer in een volgend landschap.
‘Hier is Jeltje burgemeester’, sprak Lukas. ‘Dit is het noorden.
Het vreemde was dat de minister de woorden wel hoorde, maar dat hij Lukas niet zag praten. Zijn lippen bewogen niet.
‘Dit is de ruimte van de geest’ , ging Lukas verder, hier wonen gedachten en de taal.
Hier is de ruimte groter dan je je kunt voorstellen.
De minister keek in het rond. Hij had niet geweten dat er zoiets was als de geest.
Hij zag grenzeloze velden en vlakken, fantastische sferen die bewogen. Hij begreep niet wat hij zag, maar hij vloeide mee alsof hij de wind was, alsof hij onnoembaar zweefde. Hij herinnerde zich iets, een flard, en hij meende dat hij hier ooit was geweest, als kind misschien.
Is dit ook in ons land, vroeg hij in stilte aan Lukas. De woorden klonken in zijn hoofd, maar Lukas had ze blijkbaar gehoord.
‘ Ja, al deze ruimtes zijn gebieden in het land waar jij woont’ , hoorde hij de stem van Lukas in zijn hoofd zeggen, ‘ et land waarvan jij minister bent; dit zijn gebieden die je bent vergeten, hier zie je schoonheid en ervaar je waardes waar je blind voor bent geworden.’
En bij het woord blind waren ze terug in de slaapkamer van de minister. Hij lag in bed.
Oh, nee, jammerde hij, breng me terug. Laat me hier niet achter in het donker.
Maar Lukas, de patroonheilige van de kunst, was verdwenen.
De minister huilde. Tranen liepen over zijn wangen.
En zo viel hij weer in slaap.
De volgende morgen werd hij met een schok wakker.
Een schemerend zonnetje scheen in de kamer.
Hij herinnerde zich de nacht.
Hij herinnerde zich de landschappen, de bijzondere ruimtes, de geweldige vormen, de vele betekenissen.
Had hij gedroomd? Het leek zo echt.
Hij keek om zich heen.
Hij stond op en liep voorzichtig naar de spiegel in de hoek van zijn kamer.
Hij keek naar zichzelf, hij keek naar zichzelf zoals hij nooit eerder had gekeken. Hij zag voor het eerst dat zijn ogen bijna dicht waren.