De Week van de Verbeelding 3
Lieve Liesbeth,
Zomaar ongedacht antwoorden onze brieven en essays op elkaar: omdat we ons in dezelfde resonantieruimte bevinden. Komisch is intussen wat lezers nu niet kunnen zien maar wat ik gelijk ga verklappen: hoe we bij onze te publiceren discussie als vanzelf een meta-discussie zijn gaan voeren, per e-mail en zelfs af en toe per telefoon (al is dat niet een medium dat ons ligt) en hoe zich ook dat ongedacht ontrolt, als een film in een film, nee, omgekeerd, als de raamvertelling waarbinnen we dit schrijven…
Ik weet niet meer wanneer en hoe we vrienden geworden zijn (dat is de ouwe dag, hahaha! ik word echt wel zeventig, dit nieuwe jaar) maar we hebben in ons beider huizen allebei een onzichtbare deur naar dezelfde geheime kamer die vol staat, en ligt, met mystiek, en middeleeuwse teksten en beelden, waar muziek ruist, en die geurt naar alweer een ondeugend recept met kruiderij van kaneel, kardemom, koriander, kerrie, kokos… en nog een vleugje zoet erbovenuit…
Specerijen, ja, die handel, die zeilschepen, jij woont aan de Lek, de Nederrijn, een oude, oude verbindingswaterweg, van de Vikingen bij Dorestad, ik woon meters beneden zeeniveau op land dat er rond m’n geboorte, in 1950, niet eens wàs, aangespoeld land, met een naam, Aelmere, die voorkomt in de vita, het levensverhaal van wie eroverheen voer, Sint Bonifatius…
…de ‘heilige weldoener’ betekent dat, hm, ik heb een wat andere opvatting over ’m, wie gaat er nou toch z’n religie uitventen op de allerheiligste plek van een stammengroep als die vechtende Friezen van oost en west?! Dokkum, daar is nog altijd een heilige bron, die zingt, ik hoorde het eenmaal, met een schok stond ik stil en luisterde, luisterde: de golvende klank van twee tonen in fase, omhoog, omlaag, omhoog…
…net als de vleugels van een zwaan die langs vliegt -- altijd weet ik dat het een zwaan is die over het huis vliegt, van Naardermeer naar Oostvaardersplassen, steeds dat etherische, golvende geluid -- maar Dokkum, de bron ligt nu middenin een oud woonwijkje, ze hebben er een kerk naast gezet en verkopen het water als heilig, genezend… Het is gewoon de godin die daar zingt, zij van wie de naam lang is vergeten, een stem van steen, van water en aarde, van ver voor de jaartelling…
Oh, kamer, zei ik hierboven, resonantieruimte die we delen, die ons verbindt… maar beter noem ik het een geheime tuin, dit onder verwijzing naar het gelijknamige boek waarin de personages ontdekken wie ze zijn en wat vriendschap is… Of toch een hortus conclusus, de besloten tuin vol bloemen, die pas in de late middeleeuwen ontbloeit in tientallen verhalenreeksen in heel toenmalig Europa, in het Provençaals, in het middeleeuws Frans/Vlaams/Nederlands/Duits/Engels, de Roman van de Roos, liefdesverhalen, een minnaar wordt vanuit een hoog kasteel door een pijl in het hart geraakt en moet de ergste smarten lijden totdat hij de ingang heeft gevonden, naar de tuin, naar het kasteel, naar de Vrouwe wiens ontferming hem genezen zal…
…de omheinde tuin die haar wortels (pun intended, hahaha!) heeft in tuinen van land met woestijnen, het Midden-Oosten, dure tuinen daar, die doorlopend bevloeid moeten worden en waar een tuinman in rondwandelt (daar komt immers die andere metafoor vandaan, van Jezus als de Tuinman, op het kerkhof van Gethsémané, een ‘tuin’ waar de bloei pas inzet na de geheimzinnige dood van een zaadje dat wortelt)…
Daarginds, ver, heel ver, te paard en te voet, was zo’n besloten tuin de metafoor voor de onbereikbare Vrouwe, merkwaardig hoe zulke visioenen ontstonden in een cultuur die haar vrouwen opsloot in harems, of zo schijnt het ons toe, maar vrijheid is altijd gebonden, de onze niet minder dan de hunne -- dàt hortus-conclusus-beeld reisde mee met de kruisvaarders toen ze terugkwamen uit hun heilige land, in gehoorde, gelezen, meegenomen, Arabische liederen en gedichten en verhalen, duizend-en-één-nacht, duizend-en-één-dag, de cultuur en de religie reizen mee langs de handels- en oorlogsroutes, altijd zo geweest, de onbedoelde souvenirs zijn de beste…
We moesten de Vrouwe beschermen en apart houden van de wilde wereld, en vervolgens gingen we haar idealiseren, ze werd een beeld van het Goede en het Schone, ook al begrippen die ongemerkt meeliftten naar Europa in Arabische vertalingen van Griekse geschriften, van oude filosofen en wetenschappers, van wie deze ‘nieuwe’ teksten bij ons verslonden werden en vrucht zullen dragen als renaissance, herboren worden…
Kruisvaarders ging dus op vechtvakantie. Niks cultuur, eerst niet tenminste. Al die adellijke Frans/Duitse/Engelse zonen, nummer twee tot-en-met zoveel, die toch niet zouden erven, geen land, geen kasteel: stuur ze weg. Dat ze ergens anders iets uitstukken met die hormonen, niet hier in het rustige thuisland Europa, ga lekker iets ‘bevrijden’, jongens -- in een migratie, daarheen en weer terug, die tenslotte de Europese cultuur voorgoed zou veranderen. Zou beschaven.
En een nieuwe Moeder Gods stapte naar voren uit de schaduw van het kruis, ze nam het kind op schoot als de Sedes Sapientiae, de zetel van de wijsheid, net als Isis ooit met Horus, en wie weet welke andere godin ooit tevoren…
Moederschap, dichterschap, tuinen. Geuren. En een zwaan vliegt over.
Liefs!! Maak het goed, daar in de Nederrijnse verte…
Ik ga eens wat knutselen in het keukentje, dubbelgerookte zalm van de markt, een frisse bordeaux, wat sla, en krieltjes, en nog steeds meer cranberries… :)
xxx je Maria
***************
Lieve Maria,
Stel je voor, ben je met vakantie, Rome, ja ik denk aan Rome nu, heb je je voorgenomen echt alle de-moeite-waard-kerken te bezoeken. Kom je aan het eind van een lange ommegang door de stad in een verwaarloosd kapelletje - nee, toch een kerk, maar zo stil en bruin staat die hoop stenen aan een onkruidpleintje. Is de deur dicht? Het lijkt er wel op. Duw je met je schouder tegen het splinterhout. Kraakt de sponning.
Een voorportaal, rechts in je ooghoeken een cirkelvormige plas licht: het doopvont? Welk kind is hier voor het laatst met heilig water gezegend? En loop je door, het middenpad volgend, aan weerszijden stoeltjes met rieten zittingen. Zittingen voor magere billen.
Wat pijlen zonlicht, onregelmatig stroomt het door het gebroken glas-in-lood. Je trekt je schoenen uit en loopt op blote voeten over de graven.
Een slepen, als van vilten slofjes. Hele kleine pasjes. Dan een soort koeterwaals geneurie - binnensmonds, niet bestemd voor anderen. Geen liedje, eerder een bourdon. Grondtoon. Het zwarte silhouet scharrelt, een zwarte plumeau in de hand, langs de trappen die naar het altaar leiden. Verflenste bloemen in oude handen, uit de vazen, in de zinken emmer. Plumeau wijst naar. En dan zie ik haar: zwijgende Maria van houtmolm. Verveloos wangen, kind, mantelplooien. Een glanzende voet vanonder het kleed. Ooit azuur.
En elke plooi, elke vinger, elke teen van die even zich tonende verlegen glansvoet wordt afgestoft door het zwarte silhouet met de zwarte plumeau. Dan denk ik een lijn te ontdekken in de tonen die ze zingt, wat zingt ze? Als ze nou haar kunstgebit in had gedaan voordat ik, spion, haar kerk besloop… Telkens een zin, dan stilte.
‘Ora pro nobis’, zwijgt mijn mond.
De reis naar Rome is jaren geleden. Morgen ga ik naar een museum, hier in mijn eigen land, mijn eigen buurt, waar tientallen Mariabeelden uit alle windstreken zijn verzameld. Zal ik zoeken naar haar? Die door de houtworm aangevreten Romeinse? Had ik gewild dat ik die werkster was, dat zwarte silhouet, in stille verbinding, dagelijks met haar Heilige Maagd?
‘Ora pro nobis’, zingt mijn mond.
En ojee, nu ben ik vergeten de rijst op te zetten, die kupcurry die nog over was van gister: met wat extra paprika erbij precies genoeg voor vandaag. Curry. Wat je zegt: het aanrecht is er nog geel van. (Nee dat krijg je niet weg met een plumeau, dat moet slijten.)
Zo, en nu een rosé. Ora pro nobis en proost!
Xxx
Je Liesbeth
***
Lieve Maria,
Hier een p.s. bij m’n brief van gister. Want, naar aanleiding van die scène in m’n hoofd over de, zal ik maar zeggen, kerkwerkster, en haar zo directe en vanzelfsprekende band met dat halfvergane, afgebladderde Mariabeeld, besloot ik het Catharijneconvent te bezoeken vandaag. De tentoonstelling over heiligenbeelden van zo noordelijk Noord tot zo zuidelijk Zuid in Europa. En dat die allemaal ‘in principe hetzelfde’ zouden zijn. En dat dat kwam door de handelswegen waardoor ambachtslieden in contact kwamen met de ideeën en gedachten van, wat toen, we spreken over de middeleeuwen, wel bijna het eind van de wereld geleken moet hebben.
Jaja, mooi bedacht, maar dat klopt dus niet: het gaat immers altijd om het archetype. Wanneer we denken aan ‘de ideale’ schoonheid, en we maken een beeld van steen of hout of voor mijn part van ijs, om een poging te doen onze heiligen, of goden, godinnen, halfgoden en halfgodinnen en alles wat daartussen of omheen zweeft, af te beelden, dan grijpen we toch, middeleeuwer, zeventiende-eeuwer, een-en-twintigste-eeuwer, terug op principes in ons hoofd en hart, noem het algoritmen, noem het archetypes, klassieke structuren, en naar aanleiding daarvan ontstaat dan een afbeelding van wat of in dit geval wie we wilden uitdrukken.
Nogal wiedes dat alle Maria-beelden lang, golvend haar, grote, heldere ogen, een ovaalvormig gezicht, kaarsrechte neus, welgevormde rode lippen, en een licht blosje op hun volmaakt gave gezicht hebben. We willen de innerlijke volmaaktheid vertalen naar de uiterlijke.
Dat snappen mensen die in kerken en kapellen komen en elkaars taal niet spreken, of misschien niet eens ooit een alfabet uit hun hoofd hebben geleerd. Aphrodite lijkt ook nogal op Maria, en al dit soort heiligen/godinnen zijn een grote familie van ideale dames.
Goed, tot zover dan mijn aanvulling bij de tentoonstelling in het Catharijneconvent, maar nu verder. Al die gebeeldhouwde of uit hout of weetikwatvoor materiaal gestoken ideaalvrouwen stonden of staan in een omgeving die ritueel bezwangerd is. Je komt een kapel, kerk, gebedsruimte binnen en de atmosfeer gonst je tegemoet.
Nogal wiedes, hier hebben talloze mannen en vrouwen hun intiemste gevoelens, hoop en angst, verdriet uitgesproken tegen hun Maria. Of een nichtje of zusje of tante van Maria. Het gebed hangt als ’t ware in de lucht.
En dan gaat zo’n beeld eigenlijk ook leven, het krijgt, doordat het aangesproken, bevraagd, wordt, een echt, levend gezicht, de ideale hemelmoeder toont zich in haar relatie tot de rouwenden, smekenden, hopenden. ‘Ze huilt tranen.’ ‘Ze bewoog haar lippen en lachte naar me.’ ‘Ik zag hoe ze even haar kind, Jezus, streelde.’
…..allemaal projectie? Of allemaal echt. Levende mensen, doorvoelde emoties. Beeld en verbeelding. De afgebeelde en de inbeelding.
En nu zie je in een museum een hele rij Madonna’s naast elkaar, en de beelden zijn godsgruwelijk mooi, en je bent ontroerd door die schoonheid van eeuwen her, en je waardeert het werk van de conservatoren die Maria’s en Jezussen uit het noordelijkste puntje van Noord-Europa en uit het zuidelijkste stipje van Zuid-Europa bij elkaar hebben gebracht. De schoonheid van de beelden is enorm. Maar het is een koude, koele schoonheid geworden.
Geen kerkpoetsvrouw meer die haar eigen eredienst houdt, dagelijks met de plumeau in de hand. Geen smekend jong meisje dat een kaarsje aansteekt aan de voet van de Madonna omdat papa niet mag weten dat ze misschien zwanger is van haar vriendje. Geen weduwnaar die troost zoekt om het verlies van zijn vrouw.
De beelden staan daar maar. Zelf ontheemd, staren ze voor zich uit, en je zou wel een warme hand op dat golvende houten haar willen leggen. Maar de suppoost vindt al dat je te dicht bij het glas komt.
Potverdorie, ik kwam er verdrietig vandaan, van dat Catharijneconvent.
Vanavond zeg ik gewoon een Weesgegroetje op, bij het kaarsje op m’n vensterbank, voor m’n onlangs overleden moeder. Beeld en verbeelding, leven en dood, jawel.
Nou daar krijg je honger van, van zo’n dag. Intussen heb ik de paprika’s geblancheerd, en de rijst is al gekookt, nu nog een krachtige, wintertroostende vulling maken! Volgens mij gaan we vanavond peperig en heel warm eten!
Jij een fijne avond lieverd,
Ik ontkurk een pinot gris en proost op je!
Xxx uwen Liesbeth
Reacties
Prachtig dat oude kerkje, waar alles blijft zoals het was , alleen maar slijt.
Heel herkenbaar gevoel, in de Morvan staat er een die me telkens weer roept
Reactie toevoegen