De Dag van de Geest
DE GEEST: MOET WAAIEN
November, dat begint met Allerheiligen (1 nov) en Allerzielen (2 nov) is vanouds de maand van de voorouders. Die worden herdacht: op ‘Allerheiligen’, op ‘alle heiligen’, worden de voorouders herdacht die mensen zich konden kiezen uit de enorme hoeveelheid heiligen van de rooms-katholieke kalender - allen mensen van wie het leven een voorbeeldfunctie kan hebben. En op ‘alle zielen’ worden alle biologische voorouders herdacht.
Het herdenken gebeurt letterlijk voor onze deur. De kindertjes die verkleed rondlopen met lichtjes, op Sintmaarten en aanbellen en zingen en snoep en mandarijntjes verwachten, staan door hun leeftijd nog dichtbij de Andere Wereld, de plek waar de zielen na de dood naartoe gaan en bij de geboorte uit terugkomen. Die kinderen ‘zijn’ even een paar uur lang al onze voorouders samen, die onze aandacht willen en die wat willen eten, omdat ze alweer zoveel jaren zonder lichaam rondzwerven, gelukkig of ongelukkig, op een paradijselijke plek of in de mist der eeuwen.
Sintmaarten, de heilige Martinus, is een van de heiligen die de plek hebben ingenomen van een oudere geest die de leiding gaf aan het leger van doden, een geest of godheid als Wodan of Odin of Herne-the-Hunter, Cernunnos van de Wilde Jacht. Hoeiiii…. Hoor de wind, hoor de storm…! De bomen buigen, de bladeren waaien ons om de oren en hoog boven ons in de donkere nacht worden de sterren even verduisterd door troepen ganzen die voorbijvliegen, roepend. Het verre geluid is onwerelds en een beetje griezelig.
Hier in Almere Buiten vliegen ze diagonaal over het huis. ’s Morgens van noord naar zuid, ’s avonds van zuid naar noord. De diagonaal van de kamer ligt dan ook precies noord-zuid, heb ik gemerkt. En omdat de kamer vrijwel vierkant is, ligt de andere diagonaal dus oost-west. Ik zit middenin de kamer te werken, aan een vierkante tafel, met het kruispunt van de windrichtingen in het midden: alsof ik in het midden van het universum zit. Als God zelf.
‘Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten’. Zo af en toe spookt er een oude dichtregel door ons hoofd. Deze is van Willem Kloos. Klaploper, dronkelap, dichter en onvermoeibare maker van literaire kunst als ‘de aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie’. We hebben de voorouders bij ons; zij zijn ons, wij zijn hen. Hun genen spoken in ons bloed, hun regels en beelden zijn onze leidraad.
Als ik het over geest wil hebben, moet ik beginnen bij het begin. Maar waar is het begin, met geest? Is dat inderdaad onze link met al die ontelbare voorouders? Hebben we die geest geërfd? Of is die automatisch een onderdeel van lichaam? In de psychologie lijkt het daar wel op, voor een leek als ik. De maakbare mens: een lichaam genees je met hulp van de ene dokter en de ziel met hulp van de andere. ‘Psychologie’ betekent letterlijk ‘ziel-[s]-kunde’. Kennis van de ziel. Maar waar zit die ziel dan? En is ziel hetzelfde als geest?
Ik maakte even een lijstje. Met geest. Zonder woordenboek, op dichtersgevoel.
Geestig. Geestverwanten. Iets doen in de geest van meneer X of mevrouw Y. Begeesterd - een oud woord voor ‘geïnspireerd’, maar dan met een verheven bijsmaakje. De geest in de fles (die van Aladdin). Of uit de fles - en dat is dan meestal niet z’n goed idee. Spook, ziel, of iemand die heel mager is: ‘hij was nog maar een geest van zijn vroegere zelf’. De geest geven. De geest werd vaardig over hem en toen maakte hij dat prachtige kunstwerk.
Hm… Die geest spookt flink rond in de kunst, maar blijft ook behoorlijk ongrijpbaar. Laat ik eens een boek openslaan waarin er nogaleens wat over gezegd wordt. ‘De geest/wind waait waarheen hij wil; je hoort hem waaien, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo moet je zijn als je opnieuw geboren bent [namelijk] uit de geest’, zegt een oude tekst, die een meneer ‘Jezus van Nazareth’ opvoert als de spreker (in Johannes 3:8). De bijbel is ook gewoon een literaire tekst met personages die woorden in de mond gelegd worden. Je hoeft het niet te geloven om het te willen lezen.
‘Uit de geest geboren’ of ‘opnieuw geboren’ (herboren?) is iemand die eens rustig is gaan nadenken: wil ik mijn leven wel zo voortzetten? Moet het misschien anders? Klopt het wel wat ik doe of niet doe? Zo iemand holt even niet mee met de gewone dagelijks stroom van mensen die allemaal dezelfde kant opgaan. Hij (of zij) staat even stil, in een merkwaardige omkering van wat er inwendig gebeurt: de geest gaat ineens waaien, er komt beweging in het starre gedrag dat nog niet eerder afweek van wat iedereen doet ‘omdat het zo hoort’.
Je kunt de heilige boeken van alle religies lezen zoals het boek ‘Tonio’ van AFTh, namelijk zonder te weten of te willen weten dat ‘Tonio’ echt bestaan heeft; want in het boek is hij een romanpersonage en niemand weet zeker of het echt zo is gegaan als het wordt beschreven. Dat is nl. helemaal niet belangrijk. Bij het woord ‘bijbel’ schieten wij direct in een soort West-Europese culturele stress, vanwege de visie dat je ‘geloof’ nodig zou hebben om zoiets te lezen, maar het is gewoon een literair boek. Net als de boeken van Homerus, Plato, Tacitus, Dante, Shakespeare, Belle van Zuylen, Leo Vroman en Charlotte Mutsaers – om maar eens wat te noemen dat mij zo invalt.
Het is nooit van belang of iets in een literair boek ‘echt’ gebeurd is en al helemaal niet als het van die hele oude boeken zijn. Die oude teksten zijn ooit geschreven om het verhaal voor ons te bewaren; omdat de voorouders dachten dat we het nodig zouden hebben. Ze hebben ons een brief geschreven, ver uit de tijd, als een testament dat je openmaakt en leest, lang na de dood van een geliefde grootvader of grootmoeder. Kijk, kind, dit wil ik je nalaten: een verhaal. Zodat je gelukkiger kunt leven, zodat je niet mijn fouten hoeft te maken.
Die fouten maken we natuurlijk toch, hoor. Maar we kunnen die onszelf ook weer vergeven en dan lezen we die verhalen en zien we dat anderen, van alle tijden en plaatsen, die fouten ook maakten. En sommige mensen vroeger bedachten dat je best kunt zeggen ‘hee, dat was stom, zeg, dat ga ik nu anders doen’. Niet dat ze direct heiligen werden, maar de oprechte poging bewerkstelligt een hele kleine en heel essentiële verandering. En elke hele kleine verandering nù heeft jaren later hele grote gevolgen. Denk maar hoe het is als ik hier in mijn kamer een halve graad meer oostelijk of westelijk zou kijken: dan zie ik door het raam een boom aan de overkant in plaats van de oprit van de A7. Maar duizend kilometer verder en ik ben in Moskou in plaats van in Helsinki.
Je mag fouten maken, maar het kan geen kwaad om jezelf af en toe eens af te vragen of het misschien anders zou kunnen. En om het dan eens een keer anders te proberen.
Kunstenaars doen dit voortdurend. Het is de essentie van ‘de scheppende geest’, om het maar eens hoogdravend te zeggen en met die geest erin.
Mijn moeder vertelde mij ooit dat ik als klein kind voortdurend achter haar aan liep en aan één stuk door bleef vragen ‘waarom? waarom? waarom?’ tot ze er horendol van werd. Dat is typisch een kunstenaarsvraag. Waarom?
Nou, niet ‘omdat het moet’. Ook niet ‘omdat het zo hoort’. Misschien ‘omdat het goed voor mij is’, maar dan alleen als ik mijzelf echt heel eerlijk durf aan te kijken, niet alleen in de badkamerspiegel bij het opmaken, maar ook en vooral in de spiegel van de ogen van de ander. Ben ik wel zo eerlijk, zo moreel betrouwbaar, zo open, zo verstandig, zo begripvol, zo… eh… ‘okay’?
Wat het kunstenaarschap betreft, kan ik zelf alleen iets zinnigs zeggen over het vak van literair auteur. Ik ben heus niet met elk woord bezig om morele en ethische strekkingen in mijn werk te vlechten; heel veel is spel, is gewoon om het plezier. Maar spel heeft een functie, het leert ons hoe het straks werkt ‘voor het echie’. Schrijven is spelen met taal. Maar het spel levert alleen ‘kunst’ op als het met volle inzet gespeeld wordt. Het is een ‘game’ waarbij ik zelf de enige inzet ben. Schrijven is een spel op leven en dood.
En de werkelijke arbeid is het schrijven zelf. Niet het publiceren, hoe gek dat ook lijkt. De schrijver is als schepper een alleenheerser, de taal is zijn gebied en het boek is een veroverd rijk. Maar als het af is, is het voor de schrijver niet interessant meer. De schrijver wordt zonder pardon uit zijn eigen werk gegooid, de alleenheerser uit zijn rijk. Na publikatie is de tekst het eigendom van de lezer. De schrijver kan proberen om zich er nog eindeloos tegenaan bemoeien, in het ene na het andere interview, maar de lezer heeft het laatste woord.
En dus begint de schrijver maar weer aan een volgend boek. Elke tekst, elk boek, elk gedicht is een liefdesbrief aan de lezer, dat lees je letterlijk in het gedicht “Voor wie dit leest” van Leo Vroman: “Lees dit dan als een lang verwachte brief, / en wees gerust, en vrees niet de gedachte / dat U door deze woorden werd gekust: / Ik heb je zo lief.” Waarom? Omdat ik je voorouder ben, want je bent mens: en anders las je dit niet. Wees gerust, iemand houdt van je en die iemand ben ik <zegt de schrijver>.
Dus denk er nog maar eens over na: moet het misschien anders?
Je bent niet alleen.
Ergens is een boek met een schrijver en die houdt van je. Iets van zijn geest is in de tekst van dit boek. En die komt los om je helpen met inspiratie als je nog even doorleest.
Maria van Daalen, dichter
www.mariavandaalen.nl
24 november 2013
De Week van de Verbeelding
Reacties
Als we het over "de" geest willen hebben dan zou je eerst moeten definiëren wat daarmee bedoeld wordt. Want waar is het begin zoals Maria van Daalen zich afvraagt. Daarom ga ik er in mijn verhaal nu even van uit dat de geest iets aanduidt van datgene waar het om gaat. Dat de dingen niet alleen zijn zoals we ons presenteren, maar een diepere kern hebben die verwant is aan de ziel, zo de ziel al het zelfde is als de geest, zoals Maria zich ook afvraagt. Ai…. Daar begint het al. Bij een dualistisch mensbeeld bestaat de mens zowel uit een stoffelijk wezen als uit een geest of ziel. Na de dood kan de geest dan blijven bestaan. Of we gaan dood en dat was het dan. In de christelijke context bestaat er ook nog de heilige geest, die beschouwd kan worden als de scheppende en bezielende kracht die mensen van buitenaf kan inspireren. De triniteit of de drie-eenheid, genoemd. Daarbij wordt er van uitgegaan dat God bestaat uit God de Vader,God de Zoon[Jezus Christus]en God de Heilige Geest en dat deze drie Personen wel zijn te onderscheiden maar niet te scheiden zijn, dus God is Eén. Voorshands wil ik er vanuit gaan dat de Heilige Geest identiek is aan de geest van ieder wezen dus ook van ieder mens en dat onze drijfveer en onze inspiratie daarop is geënt. Maar….ik begeef me hiermee op glad ijs, want er zijn ook stromingen die zich verzetten tegen de erkenning van de drie-eenheid, in de theologie. Ik ben een leek op dit gebied dus; ’de geest is UIT de fles’, dat moeten we niet hebben, daarom beperk ik mij. De geest IN de fles van de gebroeders Grimm is weer een heel ander verhaal. Afgelopen oktober was ik in de Documenta-stad Kassel waar ik speciaal was geïnteresseerd in het werk van de Duitse kunstenaar Jozeph Bueys, maar waar ik tevens het museum van de gebroeders Grimm heb bezocht.
Een houthakker wil zijn zoon laten studeren. De leraren prijzen de jongen, maar het geld van de vader is op voor de studie is afgerond. De jongen helpt zijn vader met het opstapelen van het hout. Ze hebben maar één bijl daarom leent de jongen een bijl van de buurman. Ze rusten uit en eten brood, maar de jongen gaat rondwandelen. Hij komt bij een grote eik van honderden jaren oud en hoort een stem roepen. In de wortels van de eik zit de stem en hij wil er uit. De jongen ziet een glazen fles in een holletje en er springt iets in. Hij haalt de kurk van de fles en er stijgt een geest op. ”Ik ben de machtige Mercurius, en wie mij loslaat, moet ik de nek breken!” De jongen manoeuvreert de geest weer in de fles. De geest smeekt om hem er weer uit te laten. ”Als je mij vrij laat,’’ zei de geest, ”dan wil ik je zoveel geven,dat je je leven lang genoeg hebt”. De jongen dacht:Ik zal 't erop wagen, en hij nam de stop van de fles, en de geest rees eruit,zo groot als een reus. ”Hier heb je je loon’’, zei hij en reikte de leerling een lapje, zo groot als een pleister en zei: ”Als je met 't ene eind een wond bestrijkt, dan geneest die dadelijk, en als je met 't andere einde staal en ijzer bestrijkt, dan verandert dat in zilver’’. ”Waar ben je nu al die tijd geweest?” zei de vader, toen de jongen terug was. ”Stel u gerust vader, ik zal 't inhalen”. ”Let maar eens op, vader, die boom zal ik meteen omhakken, dat 't een gekraak zal geven!” Hij nam z'n pleister, bestreek er de bijl mee en hakte heel hard: maar daar het ijzer in zilver veranderd was, was de snede verbogen. De vader schrok: ”Wat heb je nu gedaan!” zei hij. ”Nu moet ik de bijl van de buurman betalen en ik weet niet hoe”. ”Ik zal die bijl betalen”, zei de jongen en ging de bijl verkopen. De goudsmid gaf hem vierhonderd daalders en de jongen betaalde een nieuwe bijl. Met de rest van het geld leerde hij verder en nu hij met zijn pleister alle wonden kon genezen , werd hij de beroemdste dokter van de wereld.
Is dat niet geweldig? De rijkdom van de geest heeft zich mogen ontwikkelen, de kans die werd gegeven is gepakt. Misschien was hier sprake van een heilige geest die bezield en diepere kernen kan raken. Dat heb ik als kunstenaar met mijn werk, ik noem dat altijd scheppend bezig zijn. Toen ik een aantal jaren geleden twee en een halve maand in het AvL lag vanwege nierkanker, dacht ik, ik moet door blijven gaan met scheppen en nam daarvoor mijn liefste troostboek mee. De Nag Hammadi geschriften. En ik bleef het maar over en over lezen, het evangelie volgens Filippus, vooral die ene bezielende passage met een diepe kern:
God is een verver
Anders dan de goede kleuren,
Die "echt" worden genoemd,
en vergaan met de stoffen
waarop ze geverfd zijn,
gaat dat met degenen
die God heeft geverfd.
Zij worden onsterfelijk door zijn verftinten
Omdat zijn kleur onsterfelijk is.
Met dank aan Hein en alle schrijvers en lezers, het was een bijzondere geestrijke week, met scheppende en bezielende krachten!
www.monicamaat.nl
De Geest....is niet enkele woorden te vatten. Zoveel is duidelijk na de uitgebreide verhandelingen van Maria en Monica.
Misschien is de Geest helemaal niet te vatten. Te groot, te Al.
Ik geloof in de Geest, zoals ik ook in het Lichaam geloof. Als we geïnspireerd worden, dan ademt iets ons in. Dan hebben we ons weten open te stellen voor dat 'iets' wat we niet kunnen definiëren.
Ja, het is Zondag. Van oudsher de dag dat je nadenkt over diepe kwesties. Morgen is het weer Maandag, een werkdag. Maar na deze Week van de Verbeelding misschien toch een andere werkdag als ervoor?
Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten, schrijft Maria in navolging van Willem Kloos. Hoe waar deze dichtregel is, wordt geïllustreerd in de NRC van dit weekend met een interview met Sonja Lyubomirsky, gelukonderzoekster. Veertig procent van ons geluk wordt bepaald door wat we doen en denken.Door onze eigen geest dus.
Als je het groot maakt is de geest niet te vatten, dan wel allesomvattend. Als je hem klein maakt, ben je je eigen heilige geest. Onze eigen geest zet aan tot bezieling. Zoals De Digitale Week van de Verbeelding laat zien. Hein, veel dank.
Een inspirerend fragment, over die ganzen die van noord naar zuid, van zuid naar noord vliegen, 's nachts, met dat geluid waardoor je even meegezogen wordt naar dar verre noorden of zuiden. En Maria zit daar in die vierkante kamer op het snijpunt van windrichtingen...precies zo als mijn logo, met dezelfde betekenis!
Daarom vandaag een gedichtje "tussen hemel en aarde" op een schilderij dat meerdere dichtregels bevat;
met dat doelloze
van vogels die er van lijken
te houden in regen en wind
te blijven rondhangen
boven het land
Rutger Kopland
https://www.facebook.com/gonny.geurts
Mag ik me hierbij aansluiten door alleen maar te zeggen: wat fijn voor mij dat ik jullie allemaal tegenkom, ook al is dat dan digitaal? Hoop op een herhaling!
Ach de geest ach god, en ach waartoe veel woorden. Ik houd het maar bij de mensen, dan zie ik goden genoeg. Bedankt allemaal en een vriendelijke groet.
Dank voor al deze nadenk-artikelen.
Het onderwerp van de lezing van vanavond is het vitalisme. Geef de volgende uitleg: u allen bewoont/bestuurt een lichaam - maar u bent niet de enige bewoner - er is er nog één en die bewoner 'luistert' naar de naam bioziel. Over de eerste bewoner hoef ik geen uitleg te geven want dat bent uzelf. U kunt uzelf vergelijken met een kapitein van een schip en de bioziel met de machinist (of met een algemeen directeur en een technisch directeur). De ziel en de bioziel zijn sterk van elkaar afhankelijk. Ik vind de kapitein belangrijker dan de machinist omdat de ziel een eigen karakter heeft en achter het stuur staat. Hij bepaalt de route. Aan de andere kant zijn wij afhankelijk van de machinist in al ons doen en laten. Wij zouden niet wakker worden wanneer hij ons niet zou wekken! Ook kan hij ons DNA lezen en stelt ons instaat onze hand te bewegen om maar wat te noemen. Hij houdt zich ook bezig met het goed laten functioneren van het inwendige van het schip zoals het controleren van de benzine voorraad (voedsel) de temperatuur etc. Een goede samenwerking tussen deze twee is zowel voor de kapitein als de machinist en het schip (het lichaam) bevorderlijk. Wanneer de kapitein zou besluiten geen brandstof meer in te nemen - terwijl de machinist dit wel vraagt - dan zal het schip op een gegeven moment zinken. Wanneer de kapitein van boord gaat is het schip in gevaar (coma). Dit wordt groter naarmate de absentie langer duurt. De machinist houdt de machines zo lang mogelijk draaiende, maar zolang de kapitein niet terugkeert, is het schip stuurloos. De kapitein kan ver weg over zee kijken wanneer het weer goed is.'s Nachts kan hij de sterren bewonderen en vroeger kon men daardoor ook de koers bepalen. Het belangrijkste verschil is wel dat de kapitein de richting van het schip bepaalt. Wel is het zo dat hij weet dat de reis niet goed afloopt, althans niet voor het schip. Hij koerst af op een waterval (overlijden) en hij weet haast wel voor 100% zeker dat het zinloos is te proberen dit noodlot te voorkomen. Wel kan hij allerlei maatregelen nemen om de schipbreuk zo ver mogelijk uit te stellen maar hij is zich ervan bewust dat er altijd een storm kan opsteken waartegen het schip niet bestand is. De machinist weet ook dat op een gegeven moment de machines niet meer goed zullen gaan werken en stil komen te liggen. Wanneer men het begrip reïncarnatie in deze boottocht betrekt zullen de havens de periode tussen 2 levens in betekenen. Deze metafoor gaat in zoverre niet op (denk aan een cruise) dat er bij elke geboorte aan boord gegaan wordt van een gloed nieuw schip. Opnieuw kan men zich afvragen waar de reis (de reizen) uiteindelijk naar toe voert. Hier kan men de evolutie een woordje mee laten spreken. De voertuigen passen zich wellicht aan, aan het vermeerderde bewustzijn; ze worden gecompliceerder en hebben daardoor meer mogelijkheden. Dit geldt trouwens niet voor alle voertuigen want een mier om maar wat te noemen evolueert niet meer. Wat dit betreft zou men kunnen veronderstellen dat wij al lang onderweg zijn. De één beweert dat de reis een doel heeft en de ander beweert dat de reis op zich het doel is. In het laatste geval moet men de mogelijkheid van het domweg rondjes varen niet uitsluiten.
Mijn voorkeur gaat naar het eerste standpunt.
Dat het reizen een doel heeft, ja, dat geloof ik. Wat het doel is, dat is pas duidelijk als je er bent.